06/02/2018 – Uitstap Ramioul 1ste jaar
Sneeuw en koude zijn helaas (of joepie!) de eerste woorden waar ik aan terugdenk na deze dag. Nee, we zijn het niet meer gewend een hele dag buiten in de sneeuw … velen waren helaas ook niet voorzien op dit winteroffensief! De oermensen kleedden zich beter dan wij, me dunkt!
Na een busrit van een dik uur kwamen we aan bij het Préhistomuseum van Ramioul, een plaatsje langs de Maas, tussen Luik en Hoei. Deze leeruitstap sluit aan bij de boeiende leerstof over de prehistorie van het vak geschiedenis.
Goed gezinde gidsen wachtten ons op en haalden hun beste Nederlands boven (ze hadden zich hier duidelijk goed op voorbereid!). Ook na herhaaldelijk aandringen van mezelf om Frans te spreken tegen de leerlingen, bleef alles in het Nederlands uitgelegd worden.
In de voormiddag kregen we uitleg over prehistorische gebruiksvoorwerpen (messen, harpoen, hak, fuik, bijl, chopper, vruchtbaarheidsbeeldjes, kledij, potten, urnen, olielampjes …). De prehistorie (= periode vóór de uitvinding van het schrift) wordt ingedeeld in twee grote periodes: die van de nomadische jagers en voedselverzamelaars en die van de sedentaire landbouwers. Na de uitleg beseften we heel goed dat prehistorische mensen slim waren en erg goed met de natuur konden samenleven. We leerden dat de meeste werktuigen die teruggevonden zijn van silex (= vuursteen) gemaakt zijn omdat dat niet vergaat. Ook voorwerpen gemaakt van gewei en hoorn, die ook heel sterk zijn, worden regelmatig teruggevonden. Alles wat van hout gemaakt werd, is met de tijd vergaan. Van huizen of tenten bijvoorbeeld resten er ons enkel nog gaten in de grond waar ooit balken hebben gestaan. De prehistorische mens woonde zeker niet in koude, vochtige grotten waar de rook van hun vuren in bleef hangen!
Dan bezochten we het kleine, maar gezellige museum zelf dat een interessante collectie bevat van alle prehistorische vondsten uit Wallonië. We zagen er o.a. huiden van een bizon, een paard, een veelvraat, een otter, een rendier … elke pels werd voor een ander kledingstuk en een ander seizoen gebruikt. We zagen verschillende schedels (homo habilis, homo erectus, homo neanderthalensis …) en resten van een mammoet, oeros, beer en neushoorn. Verder zagen we ook veel gebruiks- en siervoorwerpen van onze voorouders.
Na de middag namen we deel aan workshops zodat we even zelf oermens mochten spelen! We maakten een potje uit klei en dit zonder pottenbakkersschijf, want dat was een latere Romeinse uitvinding. We versierden het met prehistorische motieven. In onze streken leefde het bandbekervolk, dus versierden we onze potjes dan ook graag met banden en andere geometrische patronen.
Hierna mochten we zelf vuur gaan maken. Om vuur te maken zijn drie elementen nodig: één vuursteen, één (ijzerhoudende) pyriet en geraspte tonderzwam. Het deskundig tegen elkaar slaan van de stenen gaf vonkjes die de zwamschilfers deden smeulen. Hiermee werd dan stro in brand gestoken en buiten een groot vuur gemaakt. We gingen tot het uiterste om vuur te maken en het is ons allemaal gelukt!
Tenslotte gingen we jagen op een wolharige neushoorn en een oeros! Deze bleven gelukkig héél stil staan! Eerst vielen we aan met een speer met speerdrijver -om verder te kunnen gooien- daarna met pijl en boog. Tijdens het wachten genoten we van sneeuwpret, want de sneeuw bleef goed liggen! Dit werd echter vlug héél koud en we waren niet een beetje blij toen we de warme bus in konden!
Het was een leerrijke en plezante dag! Dank u wel, mijnheer Chef, mevrouw Geusens en mevrouw Wils!
Mimi Beliën